Vlaamse vertaling van Europees landbouwbeleid ontoereikend

Artikel doelgroep
Publicatiedatum
Afbeelding
Afbeelding
Reactie op GLB SP 2022
Inleiding

Vanaf 1 januari 2023 zal een nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) van kracht zijn. Elke lidstaat heeft als taak om een eigen strategisch plan op te maken in het kader van dit GLB. In Vlaanderen liep het openbaar onderzoek hiervoor tot 14 maart. Voedsel Anders bundelde haar bezwaren in dit document.

Het strategische plan zal het Vlaamse landbouwbeleid voor de volgende vijf jaar bepalen en is dan ook een maatstaf voor verschillende ecologische en sociale criteria. Vlaanderen krijgt 1 miljard euro van Europa om de strategie vorm te geven. Reden temeer voor Voedsel Anders om verstandig en toekomstgericht te bekijken hoe die middelen verdeeld zullen worden.

Het plan zet voorzichtige stappen vooruit, maar dat is onvoldoende voor de nodige transitie naar een agro-ecologisch landbouwmodel. De vergroening die in het vorige plan werd ingebouwd, bracht weinig bij aan de doelstelling om de enorme afname van de biodiversiteit in landbouwgebied te keren. We stellen verder vast dat nieuwe instrumenten voor duurzamere landbouw, zoals de Farm-2-Fork-strategie van de Europese Unie, nauwelijks als uitgangspunt worden genomen.

Onze reactie op het strategische plan bestaat uit deze kernprincipes:

1. Nood aan een coherente visie en beleid die een agro-ecologische transitie mogelijk maakt

Een grote tekortkoming van het nieuwe GLB plan is het ontbreken van een visie op een duurzaam landbouw- en voedingssysteem. Zo wordt in het plan onvoldoende duidelijk hoe het GLB zal bijdragen tot prangende milieukwesties zoals de stikstofproblematiek of waterproblematiek. Ook blijft men de biologische landbouw zeer stiefmoederlijk behandelen: op het einde van deze beleidsperiode (2027) wil men het aandeel van biolandbouw verhogen van 1.2% (2022) tot 1.77%. De Europese Farm-2-Fork-strategie spreekt echter van een aandeel van 25% biologische landbouw in 2030. 

2. Belangrijk om de instrumenten voor ecologische landbouw optimaal te benutten

Een van de belangrijkste en meest belovende nieuwe maatregelen uit het nieuwe GLB zijn de ecoregelingen. Met deze maatregelen, waar 25% van het budget uit de eerste pijler (Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling) van het GLB naartoe gaat, kan actief ingezet worden voor de ondersteuning van agro-ecologische landbouwpraktijken. Verschillende maatregelen zijn zinvol, zoals het stimuleren van meer extensieve graslandbeheer of alternatieve eiwitteelten. Andere maatregelen zijn echter contraproductief voor een agro-ecologische transitie. Zo is er een maatregel die het gebruik van voederadditieven voor rundvee stimuleert, wat ingaat tegen de grondgebonden veehouderij waar we naar moeten streven.

3. GLB moet er zijn voor alle landbouwers die op een agro-ecologische manier te werk (willen) gaan

In het GLB strategisch plan ontbreekt een duidelijke afbakening van de ‘doelgroep’: wie is de ‘actieve landbouwer’? Want alleen zij kunnen aanspraak maken op de GLB-middelen.

Op basis van gesprekken met beleidsmensen is de vrees bij Voedsel Anders groot dat heel wat kleinere, vaak (maar niet uitsluitend) agro-ecologische landbouwers uit de boot zullen vallen en bijgevolg geen financiële steun krijgen. We pleiten ervoor dat men bij de afbakening van de doelgroep eerder kijkt naar kwaliteitseisen in plaats van bijvoorbeeld het aantal uren dat men de boerenstiel bedrijft. Dit om te voorkomen dat opstartende of kleinschalige initiatieven uit de boot vallen. 

4. Het GLB moet dienst doen als transitiefonds voor een agro-ecologisch landbouw- en voedselsysteem

Het VLIF (Vlaams Landbouwinvesteringsfonds) is een belangrijk instrument uit het GLB omdat het landbouwers ondersteunt bij hun investeringen. Een groot deel van het VLIF-budget wordt vandaag echter ingezet voor specialisatie, onder het mom van eco-efficiëntie. Daarmee stimuleert het VLIF vooral specialisatie, schaalvergroting en ‘lock-ins’ waarbij landbouwers grote leningen aangaan en hieraan vasthangen. 

Verbreding van het bedrijfsmodel, bijvoorbeeld door bijkomende activiteiten zoals korteketenverkoop en educatie, maakt slechts aanspraak op een luttele 1% van de VLIF-investeringssteun. Dit is volledig uit balans. Graag wijzen we bij Voedsel Anders op het belang van een transitiefonds dat boeren financiert die willen desinvesteren en omschakelen naar een duurzamer bedrijfsmodel, alsook boeren die beroep willen doen op bijscholing. Veerkracht en autonomie van het bedrijf moeten voorop staan bij de investeringen die met het VLIF worden gesteund.

Lees hier het volledige bezwaarschrift of een samenvatting daarvan.